Kees Langeveld
Kees Langeveld werd bedreigd door een angstaanjagende onzichtbare macht, toen hij nietsvermoedend op bed lag te lezen. Hieronder leest u zijn verhaal.
Ik ben opgegroeid in een gezin met drie kinderen. Mijn jeugd bracht ik in Alphen aan den Rijn door. In mijn tienerjaren ontwikkelde ik belangstelling voor literatuur, filosofie en parapsychologie. Ik las liever in filosofische boeken dan in schoolboeken. De boeken van de veelzijdige professor Henri van Praag vond ik heel interessant, vooral de serie over paranormale verschijnselen. Ik las een keer een boek over spiritisme, maar werd daar bang van.
Ik kwam als puber ook in aanraking met pornografisch materiaal, dat mijn aandacht trok en mij boeide. Ik liet het ook aan een christelijke vriend zien en troonde hem een keer mee naar een pornografisch geladen film.
Voor godsdienst interesseerde ik mij ook wel, zij het minder. Op de middelbare school luisterde ik dikwijls naar de radio-toespraken van dominee Toornvliet via radio Mi Amigo. Hij sprak over de filosoof Friedrich Nietzsche en over andere personen en thema's op een aansprekende manier, tussen de popmuziekprogramma's door.
Na de middelbare school ging ik filosofie (of 'wijsbegeerte') studeren in Utrecht. Daar zat ik in een hoge flat in universiteitscentrum 'De Uithof'. Daarnaast volgde ik een jaar de colleges van professor Ten Haeff, de nestor van de Nederlandse parapsychologie. Hij behandelde de parapsychologie als een wetenschappelijke discipline, een tak van onderzoek die de verschijnselen zakelijk en kritisch in ogenschouw neemt en systematisch bestudeert. Een enkele keer bezocht ik een clubje van parapsychologiestudenten die het interessant vonden experimenten te doen.
Met mijn interesse voor paranormale verschijnselen had ik ook belangstelling voor de toekomstvoorspellingen. Ik kreeg een boek van ene Hal Lindsey in handen dat de titel droeg 'De planeet die aarde heette'. Het ging over wat de Bijbel over de toekomst profeteerde.
In de Telegraaf las ik eens een vreemd idee in de column van professor Henri van Praag. Hij opperde dat de duivel niet een aparte persoon is, maar de verzoekende, beproevende kant van God. Toen ik daarna een keer in de bibliotheek rondliep, waar ik dikwijls tussen parapsychologisch materiaal snuffelde, bad ik tot God dat Hij mij duidelijkheid op dat punt wilde geven.
Op een keer kwam ik in contact met Jehova's Getuigen. Het leek me wel leuk om samen met enkele Jehova's Getuigen-jongeren bijbelstudie te doen. Dat gebeurde ook. Met twee lieftallige meisjes Esther en Mieke sloeg ik wekelijks de Bijbel open. Omdat ik inmiddels zelf ook wel iets uit de Bijbel wist, dacht ik dat ik de leer van de Getuigen wel kon 'weerleggen'. Maar dat lukte niet.
Als filosofiestudent mijmerde ik wel eens over het volgende bijbelgedeelte:
'Ik zal de wijsheid van de wijzen doen vergaan, en het inzicht van de verstandigen te niet doen. Waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt? Want daar in de wijsheid van God, de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking te behouden hen die geloven.
Want de Joden begeren een teken en de Grieken zoeken wijsheid, doch wij prediken Christus, de Gekruisigde, voor de Joden een ergernis en voor de Grieken een dwaasheid. Maar voor hen die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht van Gods en de wijsheid van God.
Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen; en het zwakke van God is sterker dan de mensen. (...)
Maar het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zou; en het zwakke der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij het sterke zou beschamen.
(1 Corinthiers hoofdstuk 1 vanaf vers 18)
Je wilt wijs worden, fundamentele zaken doorgronden en daar lees je dat God de wijzen wil beschamen, hun vermeende wijsheid wil teniet doen!
Op een avond - eind 1977 of begin 1978 - lag ik op mijn bed te lezen in het boek 'Satan leeft onder ons' van de christelijke auteur Hal Lindsey. Plotseling voelde ik dat een geestelijke macht zich aan mij opdrong en 'bezit' van mij wilde nemen, mij wilde overweldigen. Ik zag niets, geen verschijnsel van licht of donkerte, maar voelde wel een vreselijke tegenwoordigheid van een wezen. Een macht waar tegen ik niet bestand was, een invloed die mijn persoonlijkheid bedreigde. Ik dreigde 'mijzelf' te verliezen. Er lijkt mij weinig zo erg als de controle over jezelf te verliezen, door een ander in bezit genomen te worden ten koste van jezelf. Wat ik ervoer, moet zich in enkele ogenblikken hebben afgespeeld. Het overrompelde mij geheel, het kwam helemaal onverwachts.
Omdat ik inmiddels met geloof en zo bezig was, wist ik meteen wat mij te doen stond: Jezus aanroepen. Dat deed ik ook. Ik riep Zijn hulp en bijstand in, om die macht tegen te houden. Daarop week de onzichtbare macht. Hevig geschrokken, lijkwit en bezweet ging ik naar de woonkamer, waar mijn ouders zaten. Ze wisten niet wat ze aan mij hadden.
Deze ervaring heeft mij tot God geduwd. Ik zag dat Jezus MIJN Verlosser wilde zijn. Ik zag in dat ik God bedroefd had door mijn levenswijze tot dan toe. Een merkwaardig en welgemeend verdriet voelde ik over wat ik God had aangedaan. Ik besefte dat ik tegen God gezondigd had en ik beleed Hem slechte dingen die ik gedaan had.
De zondag erop vertelde ik mijn ervaring aan de beide meisjes Jehova's Getuigen. Zij haalden er een ouderling bij en ze baden voor mij. Een tijdje ben ik nog naar samenkomsten van Jehova's getuigen geweest zonder ooit lid te zijn geworden. Vanaf het begin van deze contacten had ik de overtuiging: Het zit niet goed daar, het is een sekte. Ik wilde ze op andere gedachten brengen, op meer Bijbelse gedachten, meer dat ging niet. Ik moest zelf nog verderkomen!
Ik was dus 'bekeerd'. De ervaring met die onzichtbare macht die mij bedreigde, is zo werkelijk geweest dat ik wel eens gedacht heb: Aan het bestaan van God zou ik nog kunnen twijfelen, aan het bestaan van de duivel twijfel ik niet. Na die eerste ervaring heb ik later nog enkele keren een soortgelijke ervaring gehad. Hoewel ik benauwd werd, was het grote verschil dat ik nu wist: mijn persoon is veilig en geborgen in God. Hij beschermt mij.
Later herinnerde ik mij mijn gebed in de bibliotheek. God had mij duidelijk gemaakt, benauwend duidelijk, dat de duivel niet een kant van God is, maar een aparte persoonlijkheid. Zo komt hij ook in de Bijbel naar voren.
Een gebeurtenis staat mij duidelijk voor ogen. In Emmen stond ik een keer (evangelie)blaadjes uit te delen, toen ik in gesprek kwam met een jongen die helderziende was en verschijningen zag. Van die verschijningen wilde hij af, omdat hij soms heel agressief werd en anderen kwaad kon doen. Op een avond ging ik naar hem toe. Hij woonde in een flat, zijn vriendin was er niet.
Terwijl wij met elkaar spraken, verdonkerde op een gegeven ogenblik zijn blik! Zoiets had ik nog niet eerder gezien. Er kwam een angstwekkende donkerheid in, ik moest mijn ogen afwenden. Ik zei het ook tegen hem. Voor de gelegenheid had ik het boek 'Satan leeft onder ons' van Hal Lindsey meegenomen. Ik haalde het uit mijn tas en toonde hem de omslag. Hierop stond een gezicht waarvan de ogen ook ondoorgrondelijk verdonkerd waren. "Jouw ogen doen mij hier aan denken, ze lijken hier op," zei ik tegen de jongen.
Kort daarop voelde ik een geestelijke macht openbaar worden. Ik zei wat ik merkte en de jongen bevestigde het. Het wezen 'Golda' verscheen. Ik zag het niet staan, maar voelde een angstwekkende tegenwoordigheid. Ik sterkte mij in God en zei hardop, citerend uit de Bijbel: 'Hij die in mij is, is meerder dan hij die in de wereld is.' Volgens de jongen zei de geest hem dat het geen kwaad kon in de Bijbel te lezen, dat het wel goed voor hem was.
Later dacht ik: Dat is een neutraliserende truc. Als hij vijandig was geweest, had hij zichzelf verraden. Nu kwam het over als: O, dat mag je best lezen, hoor.
Paulus van Tarsus, een fervent verkondiger van het Christelijk geloof in de eerste eeuw, werd eens achternagelopen door een slavin met een waarzeggende geest. De slavin bracht met waarzeggen veel geld in het laadje van haar meesters. Ze liep Paulus en zijn metgezellen achterna en schreeuwde:
'Deze mensen zijn slaven van de allerhoogste God, die u de weg van behoudenis verkondigen. En dit deed zij vele dagen lang. Maar Paulus, hierover zeer verstoord, keerde zich om en zeide tot den geest: Ik beveel je in de Naam van Jezus Christus dat je van haar uitgaat. En hij ging uit op hetzelfde ogenblik.
Toen nu haar meesters zagen dat hun hoop op winst weg was, grepen zij Paulus en Silas en trokken hen naar de markt voor de overheid.'
(Handelingen hoofdstuk 16 vanaf vers 16)
Een waarzeggende geest kan waarheid zeggen, maar deze waarheid staat altijd in dienst van list en bedrog en mensonvriendelijke bedoelingen. De naam 'Golda' is typisch een flauwe grap van boze geesten. Volgens de bijbel kunnen boze geesten zich voordoen als engelen van het licht. Ze kunnen zich tooien met lichtschijnsel en welluidende namen, al of niet van overleden personen. Intussen hebben ze boosaardige bedoelingen: ze haten mensen en zoeken hun verderf.
Na mijn vertrek heb ik dikwijls voor de jongen gebeden. Toen ik hem weer sprak, op een beurs, vertelde hij mij dat hij geen verschijningen meer had. Maar Jezus was nog niet zijn Verlosser geworden. Dat vond ik jammer. Ik wees hem op een tekst in de Bijbel die hierop neerkomt: Als je een huis leegruimt (boze geesten vertrekken), maar er komt niets voor in de plaats (Jezus krijgt geen plaats), dan kunnen de geesten terugkomen en het kan erger worden dan eerst. Hoe het verder met de jongen gegaan is, weet ik niet.
Na mijn keerpunt heb ik het vak parapsychologie opgegeven. Even wilde ik in plaats daarvan hindoeisme als bijvak nemen, maar zag ervan af. Ik koos kerken- en sectenkunde bij professor Bronkhorst in Utrecht. Mijn doctoraalstudie heb ik in Leiden gedaan en daar ben ik afgestudeerd. Helaas heb ik slechts enkele jaren in een parttime baantje filosofie kunnen geven. Ik zwaaide over naar de automatisering, omdat daar meer werk was.
Als ik God niet had leren kennen, dan was mijn leven van kwaad tot erger gegaan. Daarvan ben ik overtuigd. God bestaat en Hij heeft mij verlost van kwade machten, pornografie en zinloosheid. Ik heb ervaren dat boze geesten bestaan. Een van hun tactieken is: bang maken. Maar God is voor mij een toevlucht. Dankzij Jezus Christus. God is veel en veel sterker dan welke geest ook.
Hij heeft mij ook laten zien wat wijs is. En wat het begin van wijsheid is: Ontzag voor Hem.
Na mijn bekering zocht ik een plek om met andere gelovigen samen te komen. Ik kwam door een lezing die ik bijwoonde in contact met christenen van de 'vergadering van gelovigen'. Hun bijbelgetrouwe opvattingen en manier van samenkomen spraken mij aan en herkende ik in de Bijbel. De eenvoud van samenkomen en de mogelijkheid om een lied op te geven, een stukje uit de Bijbel voor te lezen, een dankgebed uit te spreken, een woord te spreken, het is mooi en bijbels. Daar ben ik gebleven, heb ik mijn vrouw leren kennen, ben ik geestelijke gegroeid en heb ik zegen ontvangen.
Ik ben opgegroeid in een gezin met drie kinderen. Mijn jeugd bracht ik in Alphen aan den Rijn door. In mijn tienerjaren ontwikkelde ik belangstelling voor literatuur, filosofie en parapsychologie. Ik las liever in filosofische boeken dan in schoolboeken. De boeken van de veelzijdige professor Henri van Praag vond ik heel interessant, vooral de serie over paranormale verschijnselen. Ik las een keer een boek over spiritisme, maar werd daar bang van.
Ik kwam als puber ook in aanraking met pornografisch materiaal, dat mijn aandacht trok en mij boeide. Ik liet het ook aan een christelijke vriend zien en troonde hem een keer mee naar een pornografisch geladen film.
Voor godsdienst interesseerde ik mij ook wel, zij het minder. Op de middelbare school luisterde ik dikwijls naar de radio-toespraken van dominee Toornvliet via radio Mi Amigo. Hij sprak over de filosoof Friedrich Nietzsche en over andere personen en thema's op een aansprekende manier, tussen de popmuziekprogramma's door.
Na de middelbare school ging ik filosofie (of 'wijsbegeerte') studeren in Utrecht. Daar zat ik in een hoge flat in universiteitscentrum 'De Uithof'. Daarnaast volgde ik een jaar de colleges van professor Ten Haeff, de nestor van de Nederlandse parapsychologie. Hij behandelde de parapsychologie als een wetenschappelijke discipline, een tak van onderzoek die de verschijnselen zakelijk en kritisch in ogenschouw neemt en systematisch bestudeert. Een enkele keer bezocht ik een clubje van parapsychologiestudenten die het interessant vonden experimenten te doen.
Met mijn interesse voor paranormale verschijnselen had ik ook belangstelling voor de toekomstvoorspellingen. Ik kreeg een boek van ene Hal Lindsey in handen dat de titel droeg 'De planeet die aarde heette'. Het ging over wat de Bijbel over de toekomst profeteerde.
In de Telegraaf las ik eens een vreemd idee in de column van professor Henri van Praag. Hij opperde dat de duivel niet een aparte persoon is, maar de verzoekende, beproevende kant van God. Toen ik daarna een keer in de bibliotheek rondliep, waar ik dikwijls tussen parapsychologisch materiaal snuffelde, bad ik tot God dat Hij mij duidelijkheid op dat punt wilde geven.
Op een keer kwam ik in contact met Jehova's Getuigen. Het leek me wel leuk om samen met enkele Jehova's Getuigen-jongeren bijbelstudie te doen. Dat gebeurde ook. Met twee lieftallige meisjes Esther en Mieke sloeg ik wekelijks de Bijbel open. Omdat ik inmiddels zelf ook wel iets uit de Bijbel wist, dacht ik dat ik de leer van de Getuigen wel kon 'weerleggen'. Maar dat lukte niet.
Als filosofiestudent mijmerde ik wel eens over het volgende bijbelgedeelte:
'Ik zal de wijsheid van de wijzen doen vergaan, en het inzicht van de verstandigen te niet doen. Waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt? Want daar in de wijsheid van God, de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking te behouden hen die geloven.
Want de Joden begeren een teken en de Grieken zoeken wijsheid, doch wij prediken Christus, de Gekruisigde, voor de Joden een ergernis en voor de Grieken een dwaasheid. Maar voor hen die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht van Gods en de wijsheid van God.
Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen; en het zwakke van God is sterker dan de mensen. (...)
Maar het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zou; en het zwakke der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij het sterke zou beschamen.
(1 Corinthiers hoofdstuk 1 vanaf vers 18)
Je wilt wijs worden, fundamentele zaken doorgronden en daar lees je dat God de wijzen wil beschamen, hun vermeende wijsheid wil teniet doen!
Op een avond - eind 1977 of begin 1978 - lag ik op mijn bed te lezen in het boek 'Satan leeft onder ons' van de christelijke auteur Hal Lindsey. Plotseling voelde ik dat een geestelijke macht zich aan mij opdrong en 'bezit' van mij wilde nemen, mij wilde overweldigen. Ik zag niets, geen verschijnsel van licht of donkerte, maar voelde wel een vreselijke tegenwoordigheid van een wezen. Een macht waar tegen ik niet bestand was, een invloed die mijn persoonlijkheid bedreigde. Ik dreigde 'mijzelf' te verliezen. Er lijkt mij weinig zo erg als de controle over jezelf te verliezen, door een ander in bezit genomen te worden ten koste van jezelf. Wat ik ervoer, moet zich in enkele ogenblikken hebben afgespeeld. Het overrompelde mij geheel, het kwam helemaal onverwachts.
Omdat ik inmiddels met geloof en zo bezig was, wist ik meteen wat mij te doen stond: Jezus aanroepen. Dat deed ik ook. Ik riep Zijn hulp en bijstand in, om die macht tegen te houden. Daarop week de onzichtbare macht. Hevig geschrokken, lijkwit en bezweet ging ik naar de woonkamer, waar mijn ouders zaten. Ze wisten niet wat ze aan mij hadden.
Deze ervaring heeft mij tot God geduwd. Ik zag dat Jezus MIJN Verlosser wilde zijn. Ik zag in dat ik God bedroefd had door mijn levenswijze tot dan toe. Een merkwaardig en welgemeend verdriet voelde ik over wat ik God had aangedaan. Ik besefte dat ik tegen God gezondigd had en ik beleed Hem slechte dingen die ik gedaan had.
De zondag erop vertelde ik mijn ervaring aan de beide meisjes Jehova's Getuigen. Zij haalden er een ouderling bij en ze baden voor mij. Een tijdje ben ik nog naar samenkomsten van Jehova's getuigen geweest zonder ooit lid te zijn geworden. Vanaf het begin van deze contacten had ik de overtuiging: Het zit niet goed daar, het is een sekte. Ik wilde ze op andere gedachten brengen, op meer Bijbelse gedachten, meer dat ging niet. Ik moest zelf nog verderkomen!
Ik was dus 'bekeerd'. De ervaring met die onzichtbare macht die mij bedreigde, is zo werkelijk geweest dat ik wel eens gedacht heb: Aan het bestaan van God zou ik nog kunnen twijfelen, aan het bestaan van de duivel twijfel ik niet. Na die eerste ervaring heb ik later nog enkele keren een soortgelijke ervaring gehad. Hoewel ik benauwd werd, was het grote verschil dat ik nu wist: mijn persoon is veilig en geborgen in God. Hij beschermt mij.
Later herinnerde ik mij mijn gebed in de bibliotheek. God had mij duidelijk gemaakt, benauwend duidelijk, dat de duivel niet een kant van God is, maar een aparte persoonlijkheid. Zo komt hij ook in de Bijbel naar voren.
Een gebeurtenis staat mij duidelijk voor ogen. In Emmen stond ik een keer (evangelie)blaadjes uit te delen, toen ik in gesprek kwam met een jongen die helderziende was en verschijningen zag. Van die verschijningen wilde hij af, omdat hij soms heel agressief werd en anderen kwaad kon doen. Op een avond ging ik naar hem toe. Hij woonde in een flat, zijn vriendin was er niet.
Terwijl wij met elkaar spraken, verdonkerde op een gegeven ogenblik zijn blik! Zoiets had ik nog niet eerder gezien. Er kwam een angstwekkende donkerheid in, ik moest mijn ogen afwenden. Ik zei het ook tegen hem. Voor de gelegenheid had ik het boek 'Satan leeft onder ons' van Hal Lindsey meegenomen. Ik haalde het uit mijn tas en toonde hem de omslag. Hierop stond een gezicht waarvan de ogen ook ondoorgrondelijk verdonkerd waren. "Jouw ogen doen mij hier aan denken, ze lijken hier op," zei ik tegen de jongen.
Kort daarop voelde ik een geestelijke macht openbaar worden. Ik zei wat ik merkte en de jongen bevestigde het. Het wezen 'Golda' verscheen. Ik zag het niet staan, maar voelde een angstwekkende tegenwoordigheid. Ik sterkte mij in God en zei hardop, citerend uit de Bijbel: 'Hij die in mij is, is meerder dan hij die in de wereld is.' Volgens de jongen zei de geest hem dat het geen kwaad kon in de Bijbel te lezen, dat het wel goed voor hem was.
Later dacht ik: Dat is een neutraliserende truc. Als hij vijandig was geweest, had hij zichzelf verraden. Nu kwam het over als: O, dat mag je best lezen, hoor.
Paulus van Tarsus, een fervent verkondiger van het Christelijk geloof in de eerste eeuw, werd eens achternagelopen door een slavin met een waarzeggende geest. De slavin bracht met waarzeggen veel geld in het laadje van haar meesters. Ze liep Paulus en zijn metgezellen achterna en schreeuwde:
'Deze mensen zijn slaven van de allerhoogste God, die u de weg van behoudenis verkondigen. En dit deed zij vele dagen lang. Maar Paulus, hierover zeer verstoord, keerde zich om en zeide tot den geest: Ik beveel je in de Naam van Jezus Christus dat je van haar uitgaat. En hij ging uit op hetzelfde ogenblik.
Toen nu haar meesters zagen dat hun hoop op winst weg was, grepen zij Paulus en Silas en trokken hen naar de markt voor de overheid.'
(Handelingen hoofdstuk 16 vanaf vers 16)
Een waarzeggende geest kan waarheid zeggen, maar deze waarheid staat altijd in dienst van list en bedrog en mensonvriendelijke bedoelingen. De naam 'Golda' is typisch een flauwe grap van boze geesten. Volgens de bijbel kunnen boze geesten zich voordoen als engelen van het licht. Ze kunnen zich tooien met lichtschijnsel en welluidende namen, al of niet van overleden personen. Intussen hebben ze boosaardige bedoelingen: ze haten mensen en zoeken hun verderf.
Na mijn vertrek heb ik dikwijls voor de jongen gebeden. Toen ik hem weer sprak, op een beurs, vertelde hij mij dat hij geen verschijningen meer had. Maar Jezus was nog niet zijn Verlosser geworden. Dat vond ik jammer. Ik wees hem op een tekst in de Bijbel die hierop neerkomt: Als je een huis leegruimt (boze geesten vertrekken), maar er komt niets voor in de plaats (Jezus krijgt geen plaats), dan kunnen de geesten terugkomen en het kan erger worden dan eerst. Hoe het verder met de jongen gegaan is, weet ik niet.
Na mijn keerpunt heb ik het vak parapsychologie opgegeven. Even wilde ik in plaats daarvan hindoeisme als bijvak nemen, maar zag ervan af. Ik koos kerken- en sectenkunde bij professor Bronkhorst in Utrecht. Mijn doctoraalstudie heb ik in Leiden gedaan en daar ben ik afgestudeerd. Helaas heb ik slechts enkele jaren in een parttime baantje filosofie kunnen geven. Ik zwaaide over naar de automatisering, omdat daar meer werk was.
Als ik God niet had leren kennen, dan was mijn leven van kwaad tot erger gegaan. Daarvan ben ik overtuigd. God bestaat en Hij heeft mij verlost van kwade machten, pornografie en zinloosheid. Ik heb ervaren dat boze geesten bestaan. Een van hun tactieken is: bang maken. Maar God is voor mij een toevlucht. Dankzij Jezus Christus. God is veel en veel sterker dan welke geest ook.
Hij heeft mij ook laten zien wat wijs is. En wat het begin van wijsheid is: Ontzag voor Hem.
Na mijn bekering zocht ik een plek om met andere gelovigen samen te komen. Ik kwam door een lezing die ik bijwoonde in contact met christenen van de 'vergadering van gelovigen'. Hun bijbelgetrouwe opvattingen en manier van samenkomen spraken mij aan en herkende ik in de Bijbel. De eenvoud van samenkomen en de mogelijkheid om een lied op te geven, een stukje uit de Bijbel voor te lezen, een dankgebed uit te spreken, een woord te spreken, het is mooi en bijbels. Daar ben ik gebleven, heb ik mijn vrouw leren kennen, ben ik geestelijke gegroeid en heb ik zegen ontvangen.